Henk Jans.
Janine vroeg zich af hoe ‘t met Henk was. ‘Henk wie?’ Vroeg ik. ‘Henk Jáns’. Ik noem Henk altijd Henkjans, in één adem voor- en achternaam. Weet ook niet zo goed waarom. Gewoon omdat ‘t zo lekker bekt denk ik.
Maar goed, ik zocht Henk Jans op in zijn atelier. Hij moest lachen omdat Janine hem had genoemd. Dat vond ie geloof ik wel lief, of aandoenlijk, zo’n soort lachje was ‘t.
Het ging wel goed, eigenlijk, zei Henk(Jans). In het begin van de corona-ellende had hij het wel lastig gevonden. Nu minder. Hij was lekker aan ‘t werk, enzo. We hebben het daarna over heel veel dingen gehad. Ook over hoe het in de kroeg ging, en hoe het zal gaan. Over de mensen, en hoe ze doen. Ondertussen gefotografeerd, het viel me op hoe verrekte blauw HenkJans zijn ogen eigenlijk wel niet zijn. And I’m a sucker for blue eyes. .
(Begin mei ben ik begonnen met een projectje. Ik sta nog altijd achter de bar in ‘t Kroegje. Een klein bruin cafeetje in Kampen. Ik vroeg me af hoe het met iedereen zou zijn. Met al die mensen die lief en leed delen aan de bar, maar daarbuiten elkaar vaker niet dan wel spreken. Ik spreek ze ook nauwelijks meer. Dus ben ik ze op gaan zoeken! Iedere geportretteerde mag zeggen naar wie zij benieuwd zijn, en dan ga ik daarheen. En zo kunnen we toch even zien hoe ‘t nou is met iedereen.)
|